zaterdag 25 juli 2020

Eindelijk weer naar oma!

Eindelijk mag ik vandaag weer op bezoek bij oma in het verpleeghuis. Ik heb haar bijna vier maanden niet mogen bezoeken vanwege de pandemie. Ik voel me als een jarig kind dat veel te vroeg wakker is in afwachting wat er allemaal gaat komen op haar verjaardag. Als ik de auto instap voel ik de zenuwachtige kriebel in mijn buik. Weet oma nog wie ik ben? Kunnen we ons wel aan de anderhalve meter afstand houden op haar kamertje? Hoe ziet oma eruit nu ze al maanden niet meer bij de kapper is geweest?

Eenmaal aangekomen bij het verpleeghuis meld ik me op de afgesproken tijd bij een mevrouw met een thermometer. Ze stelt me allerlei vragen over mijn gezondheid van de afgelopen week. Nee, ik heb geen koorts gehad, ook geen snot en hoef ook niet te hoesten. De eerste hindernis heb ik gehaald. De ontsmettingszuil is nog een uitdaging. Om alles zo hygiĆ«nisch mogelijk te houden moet je met je voet op een pedaal drukken en je handen onder de fles met ontsmettingsalcohol houden wat vanuit een rolstoel nooit gaat lukken. Gelukkig hebben ze voor mij een klein flesje ontsmettingsalcohol. Ik steek mijn handen zo ver mogelijk uit om afstand van de vrouw te houden. “Als het goed is zit je oma al op haar kamer dus je kunt direct daarnaar toe”, zijn de instructies die ik meekrijg. In de lift zet ik het verplichte mondkapje op. Gelukkig is het er zo een met elastiekjes om mijn oren. Echt handig is het niet. Het ding zakt iedere keer van mijn neus en als ik hem verder naar boven doe prikt hij in mijn oog. Terwijl ik de gang oprij moet ik om mezelf lachen. Uit de kamer van oma schalt harde klassieke muziek. Zachtjes klop ik op de deur en duw meteen de deur een stukje open. Even is het stil, moeten haar ogen wennen aan mij. Dan zie ik het kwartje vallen en verschijnt een glimlach van oor tot oor “Ga je een bank beroven?”, vraagt ze wijzend op het mondkapje. Wat heb ik dit gemist, wat heb ik haar gemist en even voel ik niet het mondkapje maar de tranen die in mijn ogen prikken. Ik vertel haar over de pandemie. Ze kijk me aan en luistert naar mijn uitleg. “Daar heb ik nog nooit van gehoord”, merkt ze op als ik klaar ben met mijn verhaal. Ze pakt mijn hand, hoe moeten we nou neuzen? Ik vertel haar weer over de pandemie, dat er veel ouderen overlijden en dat ik daarom een mondkapje op moet. Even is ze stil, het lijkt alsof mijn woorden moeten bezinken. “Daar heb ik nog nooit van gehoord”’ zegt ze na enkele seconden.  Een uur mag ik blijven, daarin leg ik een keer of achttien uit dat er een pandemie is waar zij naar eigen zeggen nog nooit van heeft gehoord. Ze houdt mijn hand het hele uur vast en draait af en toe aan mijn ring. Als ik wegga zet ik de radio weer voor haar aan. Op de gang maak ik een praatje met een verpleegkundige. Hoor eens, fluistert ze. Hard en ontzettend vals zingt oma mee met haar radio. “Dit heb ik haar al maanden niet meer horen doen”, zegt de verpleegkundige, als we beide onze tranen weg slikken. Het is duidelijk, oma heeft mij ook gemist.